Weefsel

Eens werd jij uit niets
in diepe duisternis
geweven in de moederschoot
en prachtig kwam je aan het licht.
Je ademde het leven in
en schreide.

Je ging de weg
die jij alleen kon gaan
ten einde toe.
Je ademde het leven uit
en scheidde.
Nu dragen wij je weg.

Het laatste wat van jou gebleven is,
dat stoffelijke weefsel
-zo prachtig was het en zo licht-
zal in de diepe duisternis
van Moeder Aarde
teruggaan naar de stof
waaruit het eens geweven is.

Maar jij blijft "jij"
een gouden draad
geregen door ons leven.
Onzichtbaar en onkenbaar eens,
maar nu gekend.
Je naam voor altijd in ons hart geweven.

(Mientje Luiken, uit: "Zaaien in tranen")